DAG EN NACHT EEN LUISTEREND OOR

DAG EN NACHT

EEN LUISTEREND OOR

Roelf, vrijwilliger in Twente

'Ik kreeg een mevrouw aan de lijn die vertelde dat ze vier minnaars had. Liever had ze er één, maar ze kon niet kiezen.'

Dat voormalig natuurkundeleraar Roelf (68) zich écht onderdeel zou voelen van de Luisterlijn, lag een jaar geleden niet voor de hand. ‘Ik ben eigenlijk een beetje tegen vrijwilligerswerk. Écht waar.’ Maar de sympathie voor de organisatie groeide. En Roelf geniet van zijn ‘fascinerende werk’ bij de Luisterlijn.

Vanmiddag was Roelf nog aan het werk bij de Luisterlijn. Nadat hij weer een telefoongesprek had afgerond, zag hij naast zich een beker soep staan. Eén van de beroepskrachten had die voor hem neergezet. ‘Dit zijn van die kleine dingen die me blij maken’, vertelt Roelf. ‘En daar zijn verschillende voorbeelden van. Het geeft me het gevoel dat ik echt bij de Luisterlijn hoor. Heel prettig.’

Krant
Een jaar geleden las hij een artikel in de krant over de Luisterlijn. Daarin werd uitgelegd dat er veel eenzaamheid is en dat mensen hun verhalen niet kwijt kunnen. Roelf begreep dat dit essentieel is en dat de Luisterlijn stond te springen om vrijwilligers. ‘Ik dacht: ja, dat werk kan ik wel. En ik voelde me bijna verplicht om me aan te melden.’

Toch was zijn aanmelding was niet vanzelfsprekend. Roelf is namelijk best terughoudend over vrijwilligerswerk. ‘Het gebeurt wel eens dat vrijwilligers bergen werk verzetten, terwijl de directeur een mooi salaris opstrijkt. Bovendien heb ik een principe: belangrijk werk moet gewoon worden betaald - is het onbetaald, dan is het waarschijnlijk minder nuttig werk.’

Groeiende overtuiging
Evengoed leek het werk van de Luisterlijn hem wel degelijk belangrijk. Ook hij zag in dat betaalde telefoondiensten wel erg duur zouden worden en niet uit zouden gaan van een gelijkwaardig mens-tot-mensgesprek. Dus besloot hij zich te richten op zijn andere bezwaar. ‘Ik ging na wat de directeur van de Luisterlijn verdiende. Dat bleek eenvoudig terug te vinden via de website van de Luisterlijn. Keurig salaris, niet achterlijk veel.’

Met al iets meer overtuiging meldde Roelf zich aan. Maar hij bleef ook kritisch. Hoe zinvol was de voorlichtingsochtend? Hoe serieus was het intakegesprek? Zelfs de vrijwilligersdag vormde een testcase. Roelf: ‘Als daar uitgebreide catering voor was geregeld, had ik me waarschijnlijk teruggetrokken. Maar er werd niet overdreven. Er was melk, koffie, brood en beleg. En ik dacht: ja, zo is het goed.’ En zo verdween er iedere keer een nieuw vooroordeel van zijn lijstje en groeide het vertrouwen.

Gevormd
Daarop volgden de trainingen. ‘Het was een soort cursus die ik niet kende. Kijk, natuurkunde is heel exact. Na een college van een uur ken je nieuwe formules en methodes. Maar nu vroeg ik me af wat ik wijzer werd. Veel informatie was me bekend, maar ik leerde om aspecten daaruit beter te duiden. Later begreep ik dat ik werd gevormd, met voorbeelden, gedachtewisselingen en contact met medecursisten.’

De telefoongesprekken vormden een eyeopener voor Roelf. ‘Werkelijk fascinerend! Er komt een woud van problemen op je af; issues waarvan je het bestaan niet weet.’ Hij noemt een voorbeeld. ‘Ik kreeg een mevrouw aan de lijn die vertelde dat ze vier minnaars had. Liever had ze er één, maar ze kon niet kiezen. Uiteindelijk kwamen we erop uit dat ze moest opschrijven wat ze belangrijk vond in een relatie. En dan de dag erna een volgorde aanbrengen in dat lijstje. Ze wilde direct aan de slag. Fantastisch!’

Bonusaanbiedingen
‘Alleen met een luisterend oor en een halve opmerking maak je mensen oprecht blij’, merkt Roelf. ‘Ik kan gesprekken voeren over spiritualiteit en filosofie. Maar ook over bonusaanbiedingen in de supermarkt. Ik kan praten met jongens die steeds bij sollicitaties worden afgewezen en met sombere vrouwen die het leven niet meer zien zitten. Soms vragen bellers: “Heeft u dat ook meegemaakt?” Dat beschouw ik als een compliment.’

Wat Roelf écht moeilijk vindt, zijn bellers die hij niet goed kan verstaan. ‘Daar heb ik ook geen trucjes voor. Dan kom ik een halfuur lang niet verder dan: “Oh ja, werkelijk…? Is dat zo..?” Dan doe ik alsof ik luister, maar eigenlijk kan ik niet zoveel voor die mensen betekenen.’ En soms vindt Roelf het lastig om de juiste toon te vinden. ‘Toen ik eens na een gezellig avondje met vrienden de nachtdienst inging, zei de eerste beller na 10 seconden: “O ik hoor het al, u klinkt me veel te vrolijk, met u kan ik niet praten.”’ Maar dat zijn uitzonderingen. Wat Roelf het meest verrast, is hoe vaak bellers concreet tegen hem zeggen hoe dankbaar ze zijn voor het gesprek. Roelf: ‘Dat had ik niet verwacht en dat maakt me trots.’